Mount Laki
De dag nadien gaat het behoorlijk gezwind richting Landmannalaugar. Lekker weertje, mooie pistes door een overweldigend vulkanisch landschap. Hoe dichter we Landmannalaugar naderen, hoe meer volk ons pad kruist. Bij de laatste river-crossing worden we door menig toerist met camera aangemoedigd en het wordt al snel duidelijk dat Landmannalaugar, mede door de onderbreking van de ringweg in Vik, tot een megatoeristisch circus is omgetoverd. Hordes 4×4’s afgewisseld met de obligate bussen van het IJslandse equivalent van Begonia Reizen en meer tenten dan mijn kortetermijn-telvermogen aankan. We blijken de enige motards hier en ietwat teleurgesteld bestellen we een warme choco om meteen daarna weer de open vlakte op te zoeken. Not our cup of tea…
De route die we kiezen richting ringweg brengt ons langs kilometerslange lavavelden en na een exquise ‘roadside fish dish’ en de hoognodige tankstop kiezen we vol daan opnieuw de pistes richting binnenland. Tussen Mount Laki en de impressionante vulkanenrij van Lakagigar moeten we herhaaldelijk een rivier(tje) doorwaden. Ik slaag er telkens in rechtopstaand de rivieren door te komen, maar Caro heeft af en toe een beetje gezonde aanmoediging nodig, wat gepaard gaat met de onvermijdelijke natte voeten. Het loopt al tegen 22 uur aan en we zijn allebei behoorlijk moe als we een gezellige hut tegenkomen. Een douche hebben we in geen dagen meer gezien en ik houd het echt niet langer. Gesukkel aan het kraantje in de hut zie ik niet echt zitten en een koud bergriviertje is het enige alternatief. Ik kan je verzekeren: het ijskoude water doet je mannelijk imago heus geen goed, al hebben de Duitse 4×4-toeristen aan de overkant beslist het spektakel van de dag gehad!
Kopje onder
Caro heeft nood aan wat extra rust en ik besluit de volgende dag vroeg te vertrekken voor een extra rondje door de lavavelden, ondanks de waarschuwing van de Rangers dat de oversteek van de brede rivier niet mogelijk zou zijn met de motor. Och, het enige wat me kan overkomen is dat ik halfweg terug moet keren, zo denk ik maar… Eens ik er voor sta ziet de rivier in kwestie er niet eens zo wild uit. Zo’n 75 meter breed, dat wel, maar zo op het eerste gevoel lijkt het allemaal wel goed doenbaar. Ik besluit het er op te wagen, maar al na een tiental meter moet ik alles uit de kast halen om de grote rotsen die her en der in het water liggen te ontwijken. Alles gaat goed tot ik halfweg de rivier plots merk dat ik volledig van mijn koers ben afgeweken. Die korte afleiding, die ene blik weg van de obstakels, is genoeg om een kanjer van een steen te raken. Luttele ogenblikken later duik ik in vol ornaat het water in, ga ik compleet kopje onder en krijg ik een behoorlijke borrel ‘Iceland Finest’ binnen. Even snel ben ik terug recht en hijs ik als de bliksem de KTM uit het water. Mijn koffers hebben gelukkig mijn motor nipt van de verdrinking gered en het natte pak neem ik er met alle plezier bij. Zwaar gevloek was wat ik van mezelf verwachtte, maar tot mijn eigen verbazing stel ik vast dat ik gewoon met mijn eigen stomme ik sta te lachen. Zie mij hier nu staan… Nu ja, het zal niet mijn laatste stoot zijn van deze trip. Met de zon in de ogen geef ik mijn stalen ros de sporen en gaat het high speed verder richting Caro. Alive and kicking!
Zot plezier
Tegen de middag gaat het na een kop koffie, een kommetje ontbijtgranen en nog wat off-road zotternij op het gemak verder oostwaarts over het asfalt. De prachtige vallei van de rivier Oxi brengt ons opnieuw het binnenland in. We genieten in een dikke fleece van een potje outdoor-cooking op de camping, met sneeuw op de achtergrond. De volgende dag rijden we verder tot de Hengifoss waterval, waar we de motoren beneden achterlaten. Een stevige klim brengt ons tot aan de rand van de majestueuze waterval. Motorlaarzen zijn op de moddergladde paadjes nabij de afgrond niet het ideale schoeisel, maar onze moeite wordt dubbel en dik beloond.