Even snel tot Griekenland
De Peloponnesos
De eerste dag rijden we een beetje los. Het is ondertussen al drie uur in de namiddag als we eindelijk in het zadel zitten, maar de toon is meteen gezet. De landschappen liegen er niet om en de wegen zien er meer dan aanlokkelijk uit, maar het asfalt is van een kwaliteit die niet toelaat de kantjes van de banden op te zoeken. Bij het eerste rond punt breekt mijn achterkant onvoorzien uit en de motor voelt bij het intensievere bochtenwerk meermaals behoorlijk vaag aan. Dit is een aankondiging van wat ons verder op deze trip nog te wachten staat.
De eerste avond overnachten we in Olympia: de eerste Griekse culinaire specialiteiten en de eerste indrukwekkende historische site zijn een feit. Olympia is meer dan de moeite waard maar in vergelijking met 15 jaar geleden heeft deze plaats een enorme toeristische ontwikkeling doorgemaakt, zonder al te plat commercieel te worden. Prijzen zijn schappelijk, mensen joviaal en open en de sfeer is gastvrij. Genieten!
We hadden een mooie route uitgestippeld voor de volgende dag, maar eens op de motor houden we enkel een ruwe richting aan doorheen het binnenland van de Peloponnesos. Ik heb de indruk dat gelijk welke route hier adembenemend mooi is: bochtjes pikken in de bergen, lekker snel op de rechte stukken, praktisch geen verkeer, het zonneke op ons bolleke en genieten van het onbetaalbaar uitzicht van het bergachtige groene landschap. Nergens is zo een concentratie aan monumenten van voor de jaartelling te vinden, maar we moeten selectief zijn en rijden menig bezienswaardigheid voorbij zonder te stoppen. Het impressionante kanaal van Korinthe, de verbinding tussen de Golf van Korinthe en de Egeische Zee, vormt onze laatste stop alvorens door te rijden naar mijn vriend Kostas, vlak bij Athene.
Turkse flexibiliteit
Slaap hebben we niet gehad die nacht, maar de zon en atmosfeer maken veel goed. Nog een half uurtje ferry tot Cesme, Turkije en dan zo snel mogelijk de grensformaliteiten… of niet. Een vriendelijke Turkse douanebeambte wijst me erop dat ik geen twee motoren het land mag binnenbrengen en aangezien beide motoren op de zaak staan hebben we een probleem, een groot probleem. “You will have to leave one bike here and proceed the trip with the other one”. Een poging om alles in der minne te regelen – je weet wel, mannen onder elkaar, begrip en flexibiliteit – strandt op een meer dan duidelijk NEEN! De Turken zijn blijkbaar strikter geworden en er wordt mij duidelijk gemaakt dat een tweede poging om e.e.a. schouderkloppend en in goede verstandhouding te regelen allerminst wenselijk is… Daar staan we dan, aan de douane na een slapeloze nacht, met twee motoren die er niet in mogen. Mehtab, een vertaalster/fixer brengt ons uiteindelijk bij een notaris die nogmaals bevestigt dat er zonder de nodige documenten niks kan worden gedaan. En die liggen thuis, veeeeeeeeer weg. Dit kan toch niet waar zijn! Na een half uur vragen, informeren, opnieuw vragen, gebarentaal, ijsberen en vloeken komen we zelf met een oplossingsscenario op de proppen dat hun wenkbrauwen enigszins doen fronsen. Dat loopt over de Belgische ambassade in Ankara tot bij mijn notaris in België over een officiele vertaler in Cesme en terug naar het notariaat en de douane. Volgens Mehtap zit er een waterkansje in en uiteindelijk, vlak voor sluitingstijd, zet de notaris met de nodige achterdocht dan toch die stempel. We zijn kapot, stinken uren in de wind maar de dag nadien rijden we toch maar lekker Turkije binnen. Motherfuckers!
Pamukkale en Capadocie
We vertrekken rijkelijk laat richting Capadocie en stranden via kronkelbaantjes door het Turkse platteland in Yalvac, een onbekend gat waar, zo zal blijken, festiviteiten aan de gang zijn en bijgevolg alle hotels zijn volgeboekt of aangeboden worden tegen onbetaalbare prijzen. Ik bespeur duidelijk de reflectie van dollartekentjes op het hoornvlies van de hotelbedienden want ze schamen zich allerminst om een basic kamer voor 80 EUR aan te bieden aan melkkoeien als wij. Via een paar Turkse studenten archeologie kunnen we uiteindelijk overnachten in een oud studentenhuis, gratis. Niet meteen de meest luxueuze ervaring, maar we hebben een douche, een bed en ontbijt. Dit laatste weliswaar om 5.30 u ’s morgens. Waarom beginnen die archeologen in hemelsnaam zo vroeg te graven?
Mooie wegen naar een vuil gat
En de wegen naar het Zuiden zijn om van te snoepen. Desolate landschappen, af en toe een beetje lichte off road en veel kronkelingen. Even gaat het mis met Caro als ze iets te hevig remt in de steentjes en het voorwiel weg glijdt. Maar al bij al gaat het prima. Als een volleerde biker legt ze zich mooi in de bochten op het asfalt en stilaan wint ze ook aan zelfvertrouwen op de stukken off road. Even moeten we een stukje steviger off road staken en op onze tellen terugkomen. Ik besef dat ik rekening zal moeten houden met het feit dat ze nog maar een maand haar rijbewijs heeft en ze tot nu toe al meer heeft gepresteerd dan ik ooit had durven dromen. Ik wil de zaken niet forceren. Stilletjesaan opbouwen is de boodschap. Maar als ik me even waag aan een stuk uitgedroogd meer om het achterwiel te laten spinnen en me eens goed te laten gaan, rijdt ze tot mijn verbazing zelf het meer in en doet blakend van zelfvertrouwen een stukje off road. Way to go baby! Dat wordt een echte!
De sector van de wegenbouw heeft in Turkije zo zijn eigen technieken. Het heraanleggen van een weg beperkt zich meestal tot het storten en vlakwalsen van een laag steenslag, waarna een grote vrachtwagen er een laag vloeibaar teer over stort om e.e.a. te stabiliseren. Het gevolg is dat je te pas en ten onpas op een kleverige massa rijdt en dat je motor en je kledij letterlijk onder de zwarte teertroep zit. Door de hitte kleven onze laarzen letterlijk in het teer en trekken we draden als we onze voeten opheffen. Niet te scherp de bochten in en enige voorzichtigheid met het gas is het enige wat ik hier kan aanbevelen.
We komen aan in een stadje dat zijn naam duidelijk niet heeft gestolen: Dirtyol. And a ‘dirty hole’ it is! De hotelkamer is horror, het eten vies en er valt niks te beleven.
Ik stel voor een shortcut te nemen door de bergen maar de off roadpiste is iets te challenging voor Caro. We besluiten, alweer een lekke band later, het zekere voor het onzekere te nemen en langs de kustlijn over het asfalt richting Syrië te rijden.
We rijden verder en ca va wel, tot ik op 10 meter van het ‘very difficult’ stuk weer plat rijd. Terwijl Tom mijn band vervangt, word ik door de Turkse locals gedwongen allerlei plaatselijke delicatessen te proeven en heb ik zicht op een weg vol stenen met een afgrond ernaast. Ik word misselijk als ik eraan denk. Als Tom vraagt of ik het zie zitten, antwoord ik volmondig ‘NEE!’ Maar dat woordenboek he… We rijden toch verder. Ik sta te trillen op mijn benen. Ik denk aan mijn mama die zei dat ik geen risico’s mocht nemen. Ik voel mij echt slecht! Hoe ik het heb gedaan is me nog steeds een raadsel maar twee kilometer hou ik het vol, tot ik stop en zeg dat ik dit écht niet wil. Ik zie de ontgoocheling in de ogen van Tom maar hier ben ik echt niet klaar voor.
Helaas, ik moet ook nog terug… Tom wil niet met mijn moto terugrijden (en gelijk heeft hij waarschijnlijk) dus ik vloek, ween, roep en tier. Ik denk dat alle scheldwoorden de revue gepasseerd zijn. Misschien toch best dat we geen communicatiesysteem hebben in onze helmen. Tegen de volgende stopplaats ben ik al gekalmeerd en hebben we een kletterende ruzie ontweken.