Na onze twee weken rust in Bamako, stonden we te springen (Tom op 1 voet weliswaar) om verder te rijden. De vraag was alleen: waar trekken we naartoe? In the Sleeping Camel hadden we heel wat mensen ontmoet met wie we spraken over de veiligheid in Mali. Was het een optie om richting Mopti te gaan? Of konden we die regio beter vermijden na de aanslagen in Gao van enkele weken geleden?

Het antwoord was niet helemaal duidelijk. Toeristen – die braaf luisterden naar de adviezen van hun ambassade – en de mensen van de VN raadden het ons af. De locals en ‘toubabs’ (de ‘witten’) die in de regio wonen en werken, gaven ons de raad om er zeker wél naartoe te gaan. En naar wie luister je dan? Juist, naar diegenen die het écht wel kunnen weten.

Typical small barns on our way to Djenné

Typische kleine schuurtjes op de weg naar Djenné

Vanuit Bamako ging het eerst richting Ségou waar we het Festival sur le Niger, één van de grootste festivals van West Afrika, meepikten. Mooier kon haast niet: ons laten meeslepen door de vrolijke mensen die door de straten dansen, en genieten van de opzwepende Afrikaanse muziek. Kuieren langs de verschillende standjes met artisanale juwelen, kleurrijke outfits en ballonnen met Hello Kitty :-). En dan ’s avonds op een dakterras met zicht op de rivier in onze slaapzak kruipen… Heerlijk!

View over the river Niger from our rooftop bed

Zicht op de Niger rivier vanop onze slaapplaats op het dak in Ségou

Kids playing football in Ségou

Voetballende kinderen in Ségou

Djenné ligt al een pak noordelijker en staat – meer dan terecht – op de lijst van UN Werelderfgoed. Toeristen zien ze hier niet meer en dat was duidelijk te merken aan de meer dan overdreven prijzen die werden gevraagd in de paar slaapgelegenheden die er nog zijn. We werden afgesnauwd door een hotelbaas die zich in een machtspositie waande, maar uiteindelijk het onderspit moest delven toen we een supervriendelijk gezin vonden, waar we voor een correcte prijs een kamer konden huren, met warm water (en dat was heel lang geleden!). Eén van de weinige gidsen die er nog zijn, dompelde ons langs de ontelbare steegjes onder in de rijke geschiedenis van de stad. Eten deden we bij de locals voor een habbekrats.

Djenné, the kids are always waiting for us

Djenné, altijd kinderen die ons opwachten

Muslem crafts board in the streets of Djenné

Islam kalligrafie bord in de straten van Djenné

It wasn't just us on the little ferry out of Djenné

We waren niet alleen op de ferry net buiten Djenné

Na twee opvallend rustige nachten – het kan dus wel – ging het verder noordwaarts, richting Pays des Dogons, in betere tijden een toeristische topper. Nu waren we er de enige blanken. We waren maar al te blij dat we ons niet hadden laten ompraten. Heerlijke pistes, prachtige natuur en rijke cultuur is wat deze streek vooral kenmerkt. We waren eigenlijk wel op ons gemak, al zorgden we ervoor dat we altijd voldoende benzine hadden, dat we niet op voorhand communiceerden over onze verblijfplaats en dat de InReach satelliet pager binnen handbereik bleef. Je moet het lot ook niet tarten, hè?!